Een eiland opgeslurpt door het vaste land. De tranen om het plan Lely zijn nog steeds niet helemaal opgedroogd op Urk, al is het klein verdriet vergeleken bij de rouw om alle mannen die op zee bleven. Het grote water schonk de Urkers veel, maar levert ook regelmatig treurnis op. De Afsluitdijk en de polderklei overmeesterden desondanks nooit het eilandgevoel. Het is op Urk meneer, niet in Urk.

De Noordoostpolder ligt er donderdagochtend wit bij, maar naarmate Urk in beeld komt, slinkt de laag sneeuw op de akkers. Urk is immers anders dan anders. Een toepasselijkere toegangsweg als de Domineesweg is nauwelijks denkbaar. Het voormalige eiland heeft God nooit verlaten. Op elke straathoek een kerk, net zoals een kroeg, restaurant of snackbar trouwens. Urkers zijn net zo gek op een flinke portie patat met een frikandel als op de bijbel.

Het is makkelijk om in clichés te schrijven over het vissersdorp, net zoals de vanzelfsprekendheden over Spakenburg, Staphorst, Katwijk en Genemuiden voor het oprapen liggen. Ze zijn vermoedelijk nog allemaal waar ook. Wie voorbij de kerkmuren, visserstouwen en eindeloze reeksen horecazaken kijkt, ziet echter een onweerstaanbaar dorp met een volstrekt eigen karakter. Urk.

In de altijd drukke haven rijden zoals elke dag automobilisten een rondje. Even kijken hoe de haven erbij ligt. Ze zien vanochtend dat de UK263 koers zet naar het IJsselmeer, achterna gezeten door enorme vluchten meeuwen en aalscholvers. Een grote Orka blijft liggen. De vis ligt sinds 2013 in de haven, een herinnering aan de geschiedenis van het eiland. Urk was ooit Orc, waarvan iedereen gemakshalve aanneemt dat die naam verwijst naar Orka.

Tegenwoordig is Urk meer het dorp van schol, tong, kibbeling en vispatat. Veel mensen rijden daarvoor naar Baarssen, een fraaie zaak aan het begin van de haven. Rond het middaguur staan zakenlui, Urkers, scholieren en dagjesmensen in de rij voor de geneugten van de zee. Bij het afscheid vraagt de vriendelijke verkoopster op oprechte toon of de kibbeling heeft gesmaakt. Dat valt niet te ontkennen. Fijne dag nog, meneer.

Een wandeling door het oudste deel van Urk is aangenaam. De straten luisteren er niet naar namen, maar naar cijfers die gecombineerd worden met de aanduiding Wijk. Kom daar maar eens uit als buitenstaander. Urk heeft een behoorlijk winkelbestand en in elke straat lijkt wel een kroeg of restaurant te zitten. Van de smakelijke friet, pardon patat, van de Kwalitaria tot de hoog aangeschreven gerechten van De Boet, al jarenlang een vaste gast in de Top100 van de Lekker.

Niet ver van de vuurtoren, in de schaduw ligt een bed & breakfast, maakt een monument indruk. Koningin Juliana onthulde dat in 1968 ter nagedachtenis aan al die Urker mannen en jongens die de zeebodem als laatste rustplaats hebben. Op de muur zijn hun namen te lezen. Vanaf visserman Willemsz in 1717 tot de laatste slachtoffers in 2015. Het is een bijzondere plek om over het IJsselmeer uit te turen.

Via steile trappen is de haven weer bereikbaar. Drie mannen gooien een hengel uit in het IJsselmeer. Of ze ooit visserman zijn geweest, laat zich raden. Ze spreken in van die typische mannentaal in het Urker dialect. In de verte is de UK263 nog te zien. De kotter glijdt door de mist. Die nevel op de laatste dag van januari heeft één voordeel: de reusachtige windmolens die het eiland zo ongeveer in de schaduw zetten, zijn vandaag niet te zien. De discussie over de moderne windvangers is vermoedelijk ook al lang verstomd.

Ook al zet je 140 wolkenkrabbers en fabriekshallen rondom Urk en polder je de rest van het IJsselmeer in, een eiland blijft een eiland. Zeker als dat luistert naar de naam Urk. Laat dat maar aan Urkers over.