Tekstschrijver Erik Driessen schrijft veel over Steenwijk en omgeving. Als de Dorpentripper beschrijft hij heden en verleden van landgoed De Eese.
Wie even buiten Steenwijk ‘Heerlijkheid De Eese’ binnenwandelt, fietst of rijdt, reist voor zijn gevoel terug in de tijd. Statige gebouwen, lange lanen, glooiende heidevelden en landbouwgronden herinneren om de een of andere reden aan eeuwen die al lang zijn afgesloten. Vreemd is die gedachte niet, want Landgoed De Eese heeft inderdaad een verleden dat honderden jaren teruggaat. In de laatste eeuw runt familie Van Karnebeek het prachtige gebied.
De Eese ligt op het snijvlak van Drenthe, Friesland en Overijssel. De prachtige wegen door de bossen eindigen bij de monumentale havezate, die overigens niet te bezoeken is, en een grote schuur die je eerder in Scandinavië zou verwachten. Achter die schuur is een parkeerplaatsen waar automobilisten vrijwillig parkeergeld kunnen betalen via een scancode. Wandelroutes zijn niet aangegeven, maar wandelaars beginnen hier aan aardige rondjes.
Het landgoed bestaat uit achthonderd hectare afwisselende grond. Opvallend zijn de karakteristieke grafheuvels. Die zijn vermoedelijk vijfduizend jaar oud. Ze verwijzen naar de lange geschiedenis van het gebied. Meer dan tienduizend jaar geleden moeten hier rendierjagers hebben geleefd. Dat was de tijd van het Mesolithicum (middensteentijd), de cultuurperiode die begint met het einde van de laatste ijstijd. De Eese ligt bijna bezaaid met zwerfkeien uit die periode. Mensen trekken in die tijd nog rond op zoek naar middelen van bestaan. Nederzettingen ontstaan dan nog niet of nauwelijks.
Wanneer Heerlijkheid De Eese ontstaat, is niet helemaal duidelijk. Volgens de oudste informatiebronnen woonden in de twaalfde of dertiende eeuw in ieder geval mensen in het gebied. Ene ridder Bernard van de Eeze komt in geschriften uit 1241 voor. Een dikke eeuw later komt havezathe de Eeze in de boeken voor en daaruit moet de ‘Heerlijkheid Eese’ zijn ontstaan.
Een heerlijkheid is een gebied met zelfstandige rechtspraak. In 1443 kreeg de Heerlijkheid ook een eigen wapen. De Eese was rond die tijd een gehuchtje met enkele huizen. Boeren die zich afscheidden van de Heerlijkheid stichtten ook Eesveen, het dorpje dat iets verderop op de grens met Friesland ligt. De eigenaren van De Eese behielden tot 1795 het zelfbestuur. Dat was het jaar waarin de Fransen onder leiding van Napoleon de baas werden in Nederland. Zij voerden stevige veranderingen door in het landsbestuur en schaften de ‘heerlijke rechten’ af.
Eigenaar van De Eese is momenteel de familie Van Karnebeek. Bijna een eeuw geleden (1923) verkocht koffiehandelaar Onnes van Nijenrode het landgoed aan jonkheer Herman van Karnebeek. Die was toen minister van Buitenlandse Zaken. Ondertussen woont de vierde generatie Van Karnebeek op De Eese. Lang runde de familie een landbouwbedrijf op het landgoed. Toen aan het begin van deze eeuw de toekomst van akkerbouw er niet zo zonnig uitzag, kwam de focus meer op natuur te liggen. Een deel van het landgoed wordt ook beheerd door Staatsbosbeheer.
Buitenplaats De Eese is officieel een rijksmonument. Beschermde delen zijn het huis, de historische tuin- en parkaanleg, het jachthuis, een boerderij, het opvallende houten landhuis, het koetshuis, de landbouwschuur en de rentmeesterwoning. Op het huis prijkt het jaartal 1619. Dat is overigens niet toegankelijk voor het publiek, in tegenstelling tot de rest van het landgoed. Het ‘Noorse’ landhuis is het grootste houten rijksmonument van Nederland. De bekende architect Springer ontwierp het park bij het landhuis. Dat kwam aan het begin van de 20e eeuw als een ‘bouwpakket’ naar Nederland. Het is tegenwoordig ook af te huren als vergaderlocatie of als romantische plek voor een bruiloft.
Dichtbij De Eese liggen de helling van de Woldberg en de Koloniën van Weldadigheid, waar bedelaars en andere kanslozen vroeger de kans op een betere toekomst kregen. In De Koloniehof in Frederiksoord is meer te ontdekken over deze fascinerende en niet onomstreden historie.