Ik keek ze eerlijk gezegd lachend achterna: die Chinese toeristen die af en toe vanuit Giethoorn door mijn woonplaats Sint Jansklooster fietsen. Sommigen hartje zomer al klaar voor een strenge winter. Alsof ze denken dat de Overijsselse Merentocht in juli op het programma staat. Dikke jas, dubbele broek, muts tot over de oren en op de ogen na de rest van het gezicht bedekt met een mondkapje. Ze stoppen rare dingen in die Babi Pangang, dacht ik wel eens.
Amper een half jaar verder zijn de Chinezen verdwenen uit het straatbeeld van Sint Jansklooster, maar zijn er meer mondkapjes dan ooit. Ik kijk ze niet meer met westerse arrogantie achterna. Misschien waren die kapjesdragers alle jaren wel normaler en verstandiger dan wij, denk ik soms. Nooit voor lang trouwens. Een groot liefhebber van die mondkapjes ben ik niet. Eerlijk gezegd voel ik me behoorlijk opgelaten met zo’n lichtblauw vod voor de mond. Alsof al die Chinezen nu wraak nemen en me schaterlachend aanstaren in de lokale supermarkt. Zo van: bedenk goed wat je met je laatste Rolo doet.
Toch voel ik niet de aandrang om me aan te sluiten bij die malle Willem Engel. Van groepsknuffelen ben ik sowieso al geen liefhebber. Ook schrijf ik geen teksten over complotten en dictaturen op Facebook en hou ik me ver van vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog. Ik stemde nog nooit op Mark Rutte, maar hem de huid vol schelden op Twitter komt niet in me op. Laat staan dat ik naar Den Haag afreis en dan ‘landverrader’ over het Binnenhof schreeuw.
Natuurlijk zucht ik soms over maatregelen. Ik kan ook niet uitleggen dat je met honderden tegelijk boutjes en moertjes in een bouwmarkt mag zoeken, maar dat een bezoek aan een kerk of theater blijkbaar levensgevaarlijk is als daar meer dan dertig mensen samenkomen. Dat een burgemeester wel tienduizend demonstranten op de Dam toestaat, maar een kroegje waar een handjevol bezoekers de roddels uit het dorp doorneemt de deuren moet sluiten.
Het is vast slecht voor een columnist: ik heb er nauwelijks een mening over. Te gezagsgetrouw misschien, te weinig kritisch wellicht en zeker te overtuigd van mijn eigen beperkingen. Ik behoor niet tot de mensen die denken dat drie minuten Googlen gelijk staat aan acht jaar opleiding en twintig jaar praktijkervaring. Na veertien miljoen bondscoaches hebben we nu ook vijftien miljoen virologen.
“Ga op onderzoek uit…”, krijg ik soms online advies van coronasceptici die mondiale samenzweringen voor mogelijk achten en in het weekeinde blijkbaar dikke rapporten van de VN, de WHO en weet ik veel welke organisaties lezen. Ik zoek het de laatste jaren juist liever in de regio. En daar ken ik genoeg mensen die de afgelopen maanden aan het virus zijn overleden. Of dat betekent dat je dan het complete maatschappelijke leven moet plat leggen, weet ik niet. Die vraag gaat me de pet ver te boven. Ik ben vooral blij dat ik de keuze niet hoef te maken.
Ondertussen wacht ik op de eerste Chinees die weer tot de tanden toe gekleed voor mijn huis langs fietst. Dan weet ik dat we weer terug zijn in het oude normaal. Ik zal hem niet meer uitlachen, maar net zo lang knuffelen dat hij zijn bezoek aan Sint Jansklooster nooit meer zal vergeten.